[ad_1]
Verschillende aspecten moeten worden onderscheiden.
1. Keuze van het toepasselijk erfrecht
De Europese erfrechtverordening (toepasselijk voor overlijdens vanaf 17.08.2015) stelt als algemeen principe dat zowel de roerende als de onroerende goederen van de nalatenschap vererfd worden volgens de wetgeving van het EU land van de gewone verblijfplaats ten dage van het overlijden. Bij uitzondering magazine de erflater voor zijn erfopvolging bij uiterste wilsbeschikking opteren voor het erfrecht van de staat waarvan hij de nationaliteit bezit ten dage van zijn rechtskeuze of zijn overlijden.
Indien de erflater een Belgisch rijksinwoner is met de Nederlandse nationaliteit zijn er dus twee keuzes mogelijk.
Keuze voor het Belgisch erfrecht
Vlabel berekent de EB volgens de principes van het Belgisch erfrecht (devolutie, reserve, inkorting in natura) voor zover dit duidelijk blijkt uit de in de aangifte opgenomen vermeldingen.
Keuze voor het Nederlands (wettelijk of testamentair) erfrecht
Als de aangevers in de aangifte duidelijk vermelden dat ze opteren voor het Nederlands erfrecht, houdt Vlabel hier rekening mee bij de berekening van de EB (zie punten 2 en 3, hierna).
2. Keuze voor ouderlijke boedelverdeling naar NL recht
Bij overlijden eerste ouder
Bij het eerste overlijden bekomt de langstlevende echtgenoot de volledige nalatenschap in natura, terwijl de kinderen een vordering in geld (roerende schuldvordering) verkrijgen op de nalatenschap waarvan het nominaal bedrag gelijk is aan 1/x van de netto-nalatenschap en waarbij x gelijk is aan het aantal kinderen +1.
Is de erflater een rijksinwoner, dan wordt met het ontstaan van deze schuldvorderingen rekening gehouden en wordt toepassing gemaakt van de artikelen 2.7.1.0.10 en 2.7.3.2.13 VCF.
Is de erflater een niet-rijksinwoner, dan kan met deze schuldvorderingen geen rekening worden gehouden, vermits de artikelen 2.7.1.0.10 en 2.7.3.2.13 VCF enkel van toepassing zijn in het successierecht.
Het gaat om een schuldvordering op termijn waarvan de langstlevende echtgenoot in principe het levenslang genot heeft, enerzijds, en die rentedragend is, anderzijds. Vermits dit genot en de rentelast (die ten laste van het genot valt) elkaar opheffen, wordt door Vlabel enkel het nominaal bedrag van deze schuldvordering in aanmerking genomen.
Deze schuldvorderingen zijn, in hoofde van de kinderen, belastbaar als roerend legaat bij toepassing van artikel 2.7.1.0.10, 1ste lid VCF.
In hoofde van de langstlevende echtgenoot wordt dit legaat in mindering gebracht van zijn/ haar netto-belastbaar aandeel, bij toepassing van artwork. 2.7.3.2.13 VCF. Dit legaat (roerende schuldvordering) wordt eerst aangerekend op het netto-erfdeel in de roerende goederen, vervolgens op het netto erfdeel in de goederen van artikel 2.7.4.2.2 VCF en nadien op het netto erfdeel in de onroerende goederen (artwork. 2.7.3.5.2 VCF)
Deze heffing is definitief, zelfs indien de schuldvordering van de kinderen opeisbaar wordt op een vroeger tijdstip dan het overlijden van de langstlevende echtgenoot.
Overlijden tweede ouder na keuze voor ouderlijke boedelverdeling naar NL recht bij overlijden eerste ouder
In zoverre de schuldvorderingen van de kinderen nog niet werden voldaan tijdens het leven van de langstlevende ouder, gaan deze thans teniet door schuldvermenging.
Bijgevolg is deze schuld niet aanvaardbaar in het passief van de nalatenschap van de tweede ouder.
De kinderen van wie de schuldvordering nog niet werd voldaan, hebben echter twee hoedanigheden: die van erfopvolger en die van persoonlijke schuldeiser van de langstlevende.
De kinderen worden enkel belast op het aandeel dat ze als erfopvolger verkrijgen. Voor het overige wordt deze verkrijging echter beschouwd als een uitvoering van het legaat dat ze bij het eerste overlijden hebben verkregen. Bijgevolg magazine het bedrag van het (roerend) legaat, zoals het belast werd bij het eerste overlijden, in mindering worden gebracht van het aandeel in de goederen dat ze thans verkrijgen.
Als de tweede ouder echter de hoedanigheid heeft van niet-rijksinwoner, kan dit bedrag slechts in mindering worden gebracht indien en in de mate dat het bij het eerste overlijden werd toegerekend op de waarde van de in België gelegen onroerende goederen.
3. Vordering legitieme portie
Overeenkomstig het Nederlands erfrecht kan een afstammeling die door de moist als erfgenaam tot de nalatenschap geroepen wordt maar bij testomony onterfd is, aanspraak maken op zijn ‘legitieme portie’.
De legitieme portie is sinds 2003 altijd een vordering in geld, naargelang het geval op de gezamenlijke erfgenamen dan wel op de langstlevende echtgenoot.
De legitieme portie bedraagt de helft van de waarde waarop de afstammeling ingevolge het wettelijk erfrecht aanspraak had kunnen maken..
Dezelfde werkwijze als bij ouderlijke boedelverdeling naar Nederlands recht wordt gevolgd indien de onterfde afstammeling zijn legitieme portie opeist:
bij overlijden eerste ouder
De (roerende) schuldvordering legitieme portie wordt belast in hoofde van de legitimaris
in hoofde van de langstlevende echtgenoot wordt de schuldvordering legitieme portie in mindering gebracht van zijn/ haar netto-belastbaar aandeel. De (roerende) schuldvordering wordt eerst aangerekend op het netto-erfdeel in de roerende goederen, vervolgens op het netto erfdeel in de goederen van artikel 2.7.4.2.2 VCF en nadien op het netto erfdeel in de onroerende goederen (artwork. 2.7.3.5.2 VCF)
bij overlijden tweede ouder en schuld is nog niet voldaan:
de schuldvordering van de legitimaris m.b.t. het eerste overlijden gaat teniet door schuldvermenging. Bijgevolg is deze schuld niet aanvaardbaar in het passief van de nalatenschap van de tweede ouder.
de kinderen hebben twee hoedanigheden: die van erfopvolger en die van persoonlijke schuldeiser van de langstlevende. De kinderen worden enkel belast op het aandeel dat ze als erfopvolger verkrijgen.
Voor het overige wordt de verkrijging beschouwd als de betaling van een schuldvordering die ze bij het eerste overlijden hebben verkregen. Bijgevolg magazine het bedrag van de schuldvordering, zoals deze belast werd bij het eerste overlijden in mindering gebracht worden van het aandeel in de goederen dat ze thans verkrijgen.
Indien bij het overlijden van een stiefouder de schuldvordering uit het eerste overlijden jegens de legitimaris nog niet werd voldaan, treedt er geen vermenging op in hoofde van de legitimaris; t.a.v. de stiefouder is de legitimaris geen erfgenaam, de schuldvordering op de stiefouder gaat niet teniet.
[ad_2]
Source link